Door de nederlagen van Duitsland in Rusland en Noord-Afrika en het terreinverlies van Japan in de Stille Oceaan begint het einde voor de nazi's zich langzaam af te tekenen. Terwijl de militaire strijd zich verhevigt zien de Duitsers zich genoodzaakt om meer mensen en middelen in te zetten voor de oorlogsindustrie.
Bezet Nederland krijgt te maken met de Arbeidseinsatz en het persoonsbewijs wordt ingevoerd. De Duitsers proberen met propaganda en nationaal-socialistische bestuurders vat te krijgen op Nederlandse onderwijsinstellingen, kerken, vakbonden, culturele instellingen en het uitgaansleven. Maar de schaarste neemt nog verder toe. Veel goederen worden naar Duitsland afgevoerd en tal van producten gaan op de bon. Nederland wordt feitelijk leeggeplunderd en de zwarte handel tiert welig.
Intussen groeit met de hoop op een geallieerde opmars ook de bereidheid om verzet te plegen. Illegale groepen gaan bij het saboteren van de bezetters steeds georganiseerder te werk en worden daarbij aangespoord door de Nederlandse regering in Londen. Het verbod op het bezit van radio's betekent, in weerwil van wat de Duitsers beogen, een impuls voor illegale kranten. De nazi's laten het idee om het Nederlandse 'broedervolk' voor zich te winnen los en gaan over op nog meer geweld en intimidatie.
Ook wordt nu steeds duidelijker dat Joden massaal worden gedeporteerd, al durven weinig mensen zich daar nog openlijk tegen te verzetten. In april worden alle provincies 'judenrein', vrij van Joden, verklaard.